Project Xanten Magni Dei
Dood, Graven en Grafinscripties

Inleiding:


De Romeinen geloofden in een leven na de dood.  De rouwtijd bij de Romeinen heet ‘funus’ en duurt 9 dagen.
De dode kon in een testament vertellen wat voor grafsteen hij wou en hoe deze onderhouden moest worden.
De inscriptie was het belangrijkste onderdeel van het grafmonument.  Met inscripties probeerden de Romeinen hun graven te beschermen tegen onheil en vandalisme. De Romeinen begroeven of verbrandden de doden.
Het was de taak van de familie om het graf te onderhouden, en de offers te geven.
Als de overledene geen familie had, kon hij zich aansluiten bij een vereniging die dan de taak van de familie op zich nam.
Een overledene mocht niet in de stad begraven of gecremeerd worden.

Van het overlijden tot aan de begraafplaats


Funus betekent dood en/of begrafenis.
De hele periode van 9 dagen na het overlijden werd funus genoemd. De familieleden moesten veel rituelen in een bepaalde volgorde uitvoeren, dit om er zeker van te zijn dat de overledene in het hiernamaals kwam.
Als een Romein op sterven lag, moest één van de nabestaanden zijn laatste adem in een kus opvangen. Deze persoon sloot dan ook de ogen  van de overledene.
Om zeker te weten dat iemand overleden was, werd door de aanwezigen 3 maal luid zijn (of haar) naam genoemd (acclamatio)
Als de overledene niet reageerde op zijn naam, werd hij officieel dood verklaard.
Dan begon de funus.
Het lijk werd gewassen met warm water en werd gezalfd/geolied en aangekleed.
Ook werd er een muntstukje onder zijn tong gelegd, om te zorgen dat hij zijn overtocht naar het hiernamaals kon betalen.
De overledene werd daarna op een versierd praalbed in het atrium opgebaard. Het lichaam werd versierd met bloemen, linten en kransen.
De vrouwen toonden hun verdriet door hun haren uit te trekken en luid geweeklaag/gejammer. Ze sloegen zich op de borst en krabden zich, soms tot bloedens toe.
Picture
klaagvrouwen

Hoe belangrijker een persoon was, hoe langer ze opgebaard bleven, Een onbelangrijk persoon werd soms zelfs op dezelfde dag begraven.
Bij belangrijke Romeinen werd er door een heraut verkondigd dat iemand overleden was.
De begrafenis van kinderen, arme mensen en slaven was erg eenvoudig, en was meestal ’s nachts.
De begrafenisstoet heet de pompa en werd voorafgegaan door muzikanten. Dit waren, fluiten, trompetten en hoorns.
Daar achteraan kwamen de fakkeldragers, en daarna de klaagvrouwen. De klaagvrouwen waren ongehuurd. Zij maakten net zoveel lawaai  als de muzikanten, en soms zelfs nog wel meer.
Zo trok de stoet naar de plek waar de overledene begraven of verbrand werd. Dit was buiten de stadsgrenzen (pomerium). Dit stond in de wet van de twaalf tafelen. (5e eeuwv Chr.)
Deze wet is de voorloper van het Romeins recht en de eerste geschreven wet.
Alleen bij hoge uitzondering, als eer bij buitengewone diensten werd iemand binnen de stadsgrenzen begraven.

Begrafenis; begraven of cremeren

Heel vroeger werd het lijk alleen maar begraven, pas later werd er ook gecremeerd.
Arme mensen werden begraven op de begraafplaats van de plebejers, zij kregen niet de eer van de brandstapel.
De brandstapel kon op twee manieren gemaakt worden.
De eenvoudigste was het bustum; een gat in de grond dat gevuld werd met hout. Hier werd dan het lijk op gelegd.
Wat na de verbranding overbleef werd met aarde bedekt.
Gebruikelijker was het  dat er twee verschillende ceremonieën werden gehouden; een voor de verbranding en een voor het begraven.
De verbrandplaats heette ustrina, en het graf sepulcrum.
De rijkeren hadden een echte brandstapel,
Dit kon zijn een pyra, (bestond alleen uit hout) of een rogus (bestond uit alles wat kon branden)
De brandstapel had de vorm van een altaar.
Het stoffelijk overschot werd op de brandstapel gelegd, inclusief de bank waar de overledene op opgebaard lag. Een naaste verwant stak dan de fakkel in dit ‘altaar’.
Hoewel det in de wet van der twaalf tafelen verboden was, werden er vaak olieën en parfums op de brandstapel gegoten.
Dierbare zaken van de overledene werden vaak ook op de brandstapel ngegooid.
Als het vuur was gedoofd, werden de smeulende resten verder gedoofd met wijn, en de as en botresten van de overledene in een urn geplaatst.
Een tijd na de begrafenis was er een maal voor de familie bij het graf. Men geloofde dat de doden als geesten bij dit begrafenismaal aanwezig waren.
Na 9 dagen was er een tweede maaltijd. Na afloop reinigde iedereen zich, en was de tijd van de funus voorbij.

Grafmonumenten

De urn werd vaak bijgezet in een familiegraf, maar soms ook in een individueel graf.
De rijkere graven hadden vaak een muur of een ijzeren hek eromheen.
Rijken hadden een grafmonument van marmer of ander kostbaar materiaal, of soms zelfs een heel eigen gebouw ( mausoleum)
Elke plaats waar een persoon lag begraven, werd als heilig beschouwd, óók de begraafplaatsen van slaven.
Op grafschennis stond de doodstraf.
Een Romeins grafschrift begint bijna altijd met: dis manibus (DM)
Picture
 

Het grafschrift heeft niet alleen de naam van de overledene, maar vaak ook zijn beroep, hoogtepunten uit zijn leven en de leeftijd.
Bij kleine kinderen werd de leeftijd exact, tot op de dag vermeld, bij volwassenen werd de leeftijd afgerond.
Een voorbeeld van een grafinscriptie is: ‘sit tibi terra levis’, afkorting STTL betekent; moge de aarde zacht op je rusten
Vaak werden de grafstenen versierd met bustes, standbeelden of reliëfs van de overledene.

Bronvermelding:

Informatiebordjes Xanten en museum Xanten

http://nl.wikipedia.org/wiki/Funus

http://www.museumkennis.nl/lp.rmo/museumkennis/i000347.html

http://www.satura-lanx.be/Vita%20Romana/02_Vita%20Romana_dagelijks%20leven/22_3L.htm

http://www.crematorium-baexem.nl/html/geschiedenis.html

http://kt.classy.be/beelden/daglevengraf3.html

Foto’s van grafmonumenten en grafinscripties

Picture
Picture
Picture
Picture